Waarom geen tussen-n?

Waarom krijgt boerenkool een tussen-n en apekool niet?

Boerenkool wordt met een tussen-n geschreven omdat boer alleen een meervoud op -en (boeren) heeft, en omdat de samenstelling boerenkool niet onder een van de uitzonderingscategorieën valt.

Aap heeft ook alleen een meervoud op -en (apen), maar apekool behoort wél tot een uitzonderingscategorie. Uit het etymologisch woordenboek blijkt dat apekool mogelijk een vervorming is van het West-Vlaamse apekalle, dat een aanduiding was voor een minderwaardige vissoort. Apekool is dus niet opgebouwd uit aap en kool; het valt daarmee onder uitzondering 5 ("een van de delen is niet (meer) herkenbaar als afzonderlijk woord in de oorspronkelijke betekenis"), en krijgt dus geen tussen-n.

Maar ook als er hier wél sprake was van een samenstelling van aap en kool had de samenstelling onder een uitzonderingscategorie kunnen vallen: "het eerste deel is een dierennaam en het tweede deel een plantkundige aanduiding". Over het algemeen is dan echter ook het geheel (de samenstelling) een plantkundige aanduiding (kattekruid, duiveboon, schapegras), en dat is bij apekool niet het geval.

De samenstellingen die op grond van uitzonderingsregel 5 (zie boven) en 4 ("het eerste deel is een lichaamsdeel en het geheel is een versteende samenstelling") geen tussen-n krijgen, blijken vaak de lastigste te zijn. Hieronder volgt een lijst van de belangrijkste samenstellingen die op grond van deze regels zonder tussen-n geschreven worden:

  • apegapen (op - liggen)
  • apekool
  • apelazerus (zich het - werken)
  • apezuur (zich het - werken)
  • assepoes
  • assepoester
  • assegaai
  • bakkebaard
  • banderol
  • barrebiesjes
  • bietebauw
  • bonnefooi (op de -)
  • bruidegom
  • bullebak
  • bullebijter*
  • bullepees*
  • burgemeester
  • dageraad
  • duimelot
  • duivekaters
  • elleboog
  • ellepijp
  • elzevier
  • flierefluiter
  • hagedis
  • hartelap
  • hartelust (naar -)*
  • havezate
  • hazewind
  • hazewindhond
  • heremiet
  • hunebed
  • kakebeen
  • kakenestje
  • kattebelletje (in de betekenis 'briefje')
  • kazemat
  • kinnebak
  • kinnesinne
  • klerelijer
  • klerewijf
  • klerezooi
  • koddebeier
  • koekeloeren
  • koekepeer
  • kokkerellen
  • krabbescheer*
  • kribbekat
  • krikkemik
  • kruizemunt
  • madelief
  • maretak
  • marsepein
  • masteluin
  • nachtegaal
  • paarlemoer
  • paddestoel
  • papegaai
  • paperassen
  • petekind
  • petemoei
  • pielepoot
  • pierebad*
  • pierement
  • pierewaaien
  • pierewiet
  • pikketanis
  • poppedeintje
  • postelein
  • pruimedant
  • rammenas
  • ravelijn
  • redekaveling
  • robbedoes
  • ruggespraak
  • schallebijter
  • scharrebier
  • scharrebijter
  • scharretong
  • schattebout
  • schollevaar
  • sikkepit(je)
  • snoezepoes
  • spillebeen
  • spilleleen
  • spillepoot
  • sporkeboom
  • sporkehout
  • stedehouder
  • takkewijf
  • tuttebel
  • ukkepuk
  • wallebak
  • wegedoorn
  • wielewaal
  • wiggebeen
  • zenegroen
  • zinnebeeld
  • zinnebeeldig
  • zottebollen
  • zotteklap

N.B. De woorden gemarkeerd met een * krijgen in de Nieuwe Spellinggids van de Nederlandse Taal wel een tussen-n.